Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [8]Uw tanden zijn als een kudde [schapen], die [9]geschoren zijn, [10]die uit de wasstede opkomen; die al te zamen tweelingen voortbrengen, en geen onder hen is jongeloos. 8. Te weten, uw geestelijke tanden, met welke gij de spijs der ziel moet herkauwen, hebben al het sieraad, dat men in de tanden zou mogen vereisen, en zijn dienvolgens bekwaam om de geestelijke spijs te kauwen en herkauwen. 9. Of, afgesneden zijn; of die elkander gelijk gemaakt zijn, alzo dat de een niet groter is dan de ander, anderszins zou het kwalijk staan en hinderlijk zijn in het kauwen der geestelijke spijs. 10. Of, die opkomen van het wassen, en derhalve schoon en wit zijn. 11. Dat is, onvruchtbaar.